Pagina's

dinsdag 26 juni 2012

Krishna in de Bhagavad Gita

Alleen een mens die vanuit een constante, diepe rust,
verdriet en vreugde even gelijkmoedig aanvaardt, is onsterfelijk terwijl hij leeft.
Dat wat is, zal nooit ophouden te bestaan;
dat wat niet is, zal nooit zijn.
Zij die essentie en toeval, substantie en schaduw,
van elkaar kunnen onderscheiden, weten dat dit waar is.
Onthoud dat het leven onverwoestbaar is:
alles is van leven vervuld;
het kan nergens, op geen enkele manier,
minder worden, ophouden of veranderen.

Maar deze vluchtige lichamen, vervuld
van deze onsterfelijke eindeloze, oneindige geest,
zullen vergaan. Laat hen vergaan, O Prins, en vecht!

Hij die zegt: "O! Ik heb een mens gedood!"
of hij die denkt: "O! Ik ben vermoord!" weten allebei niets!
Leven kan niet doden.
Leven kan ook niet gedood worden!
De geest is nooit geboren;
en de geest zal nooit ophouden te bestaan.
Er is nooit een tijd geweest dat hij er niet was;
einde en begin zijn alleen maar een droom..

Geen opmerkingen:

Een reactie posten